Cool

Haven of
heaven

scheelt maar 
één letter

Vandaar dat
Coolhaven

voortaan Cool-
heaven heet

en de hemel
voor het eerst

in de historie
voor iedereen

direct per metro
bereikbaar is

Een gedicht van Jules Deelder werd in 2007 aangebracht, ter gelegenheid van de heropening van het gemoderniseerde metrostation Coolhaven. Deelder opende het metrostation met dit gedicht.

De pilaren bij de onderdoorgang van de Pieter de Hoochbrug aan de Coolhaven, waar het Museum Rotterdam ’40-’45 NU is gevestigd, zijn beplakt met gedichten van kinderen van openbare basisschool Delfshaven over oorlog en vrede. Het museum is de tweede vestiging van Museum Rotterdam, de eerste is het Timmermanshuis. In het museum ervaar je hoe het is in een gebombardeerde stad, in oorlog en vervolging te leven.

Weet
    je
wat
  jij
moet
doen

Je moet me kussen in het donker
in het donker
Vlakbij waar het water stroomt
en lang ook
Moet je me kussen tot we allebei
naar adem snakken en dan
moet je naar me kijken en mijn hand vastpakken
en iets zeggen dat je hebt gedroomd
en mij daarin een plaatsje geven
en steeds mijn naam uitspreken
en zeggen dat je me altijd zocht maar steeds
de weg kwijtraakte of naar school moest
of je had een baan, vrienden, er was
ineens een feest, je weet toch,
er kwam van alles tussen.
En dan neem je me mee naar het donker
vlakbij waar het water stroomt

Hier dus. Hier moet je me kussen.

Op de onderzijde van de Pieter de Hoochbrug (ter hoogte van Coolhaven nr. 70) is in 2011 dit gedicht van Ester Naomi Perquin aangebracht. Zij  schreef het als stadsdichter van Rotterdam 2011-2012 ter gelegenheid van de ontwikkeling van de vierde locatie van project Coolhavenkade, CHK04.

Het gedicht is ontworpen en gerealiseerd door Angeliek Vermonden (grafisch ontwerpster/buurtbewoner) naar een idee van autonoom kunstenaar/buurtbewoner Edo Rath. Stadssocioloog Frederique Kreeftenberg  was de trekker van het project Coolhavenkade, CHK04 dat als particulier initiatief werd opgezet om aan de hand van kleinschalige ingrepen op een aantal locaties, de kade van de Coolhaven te verfraaien samen met bewoners. Een van de uitgangspunten voor de ontwerpen in het project was het gebruik van de kleur rood, vanuit de intentie en wens met deze kleur vuur, passie, energie en liefde te brengen op de kade. Dat zien we terug in de pilaren onder de brug.

Er waren ooit plannen om het volledige gedicht – als plaquette – ook op een pijlermuur ónder de brug aan te brengen. Onduidelijk is wat daarvan is gekomen.

DIEPE GLAZEN

zullen we wat drinken
langzaam gevuld met wijn?
waardoor we even weten
wat we willen en wie we zijn.

zullen we dan drinken,
zodat ik kan beminnen
en heel brutaal aan jou kan vragen:
wil jij voor mij pinnen?

__JLB

Het gedicht Diepe Glazen van JLB, een dichtende vriendin van eigenaar Folkert, is te lezen op één van de ramen van Wijnbar FOK aan de Willem Buytewechstraat 143H, Rotterdam. Zij droeg dit voor tijdens de opening van FOK in 2019.
Het raam zit aan de 1e IJzerstraat, zijstraat van de kade Coolhaven.

Wacht op mij. Ik breng je daar waar je wilt zijn

Het brugwachtershuisje van de Achterhavenbrug heeft poëzie in haar ramen. De dichtregel ‘Wacht op mij. Ik breng je daar waar je wilt zijn’ is aan weerszijden van het ronde torentje te lezen. Het is een tekst van Ingrid Essenburg, die ondernemer en oud-bewoner van Delfshaven is. Het project Trekvaarten & Brugwachtershuisjes van stichting Brugwachtershuisjes bracht een informatiepaneel aan.

De Achterhaven is de oude haven in Rotterdam-Delfshaven die in 1417 is gegraven als Nieuwe Haven. Van oorsprong lag deze tussen de Nieuwe Maas en het Achterwater in Delfshaven. De Achterhavenbrug maakt geen onderdeel uit van de boogde 10 bruggen van open/dicht_bruggedichten omdat hij aan de aftakking van de Delfshavense Schie is gelegen en slechts op aanvraag wordt bediend.
Maar, wat niet is kan nog komen.

Op het raam van Café de Oude Sluis, aan de kop van de Aelbrechtskolk zichtbaar vanaf het terras, prijkt een raamgedicht van Menno Smit over Delfshaven:

Delfshaven

In Delfshaven liep ik menig middag rond
op zoek naar wat ik nergens anders vond
op zoek naar oudheid en monument
op zoek naar kroegen waar iedereen je kent

Delfshaven zo mooi maar ook zo vaak vergruisd
de deelgemeente waar heel Rotterdam je pad kruist
Delfshaven met Gommers, Ooievaar en Oude Sluis
Het mooie Delfshaven daar voel ik me thuis!

Menno Smit

Menno Smit is een Rotterdamse dichter, inmiddels woonachtig in Utrecht, die als organisator, presentator, regisseur en dramadocent actief is. Vanuit Taaltheaterspel organiseert hij activiteiten zoals workshops, literair festival of huiskamerconcert, om taalkunst- ‘in de breedste zin van het woord- te supersizen.’ Hij schreef ook vier verzen voor de nabijgelegen bibliotheek Delfshaven, zie hier.

Over het raamgedicht zijn we nog niet uitgepraat: vergruisd of verguisd? Menigeen valt op dat het lijkt alsof er verguisd is bedoeld. Een andere dichter, Daniël Dee die er wel eens te vinden was, schreef er het volgende over, lees hier. En hij is niet de enige die er wat over te melden heeft, leert een snelle google search.

Desgevraagd, zegt Menno Smit het volgende over:

Hoe mooi om te merken dat een destijds geschreven gedicht nog steeds onderwerp van irritatie en discussie kan zijn. Het was mijn eerste bundel en eerste gedicht op maat geschreven. Ik heb er toen bewust voor gekozen. Ik wilde iets waar nog lang over gepraat zou worden. Dit moest echter wel iets zijn dat te verklaren was. Welnu, laat ik dit maar eens doen, op speciaal verzoek. Delfshaven is door de jaren heen zowel verguisd als vergruisd. De meeste mensen kennen historisch Delfshaven maar het gebied is groter. Een groot deel van Delfshaven is lang in ontwikkeling gebleven. Er werd gebouwd en weer opnieuw. Ook de bevolking was vaak onderdeel van gesprek. Je kon er volgens velen niet veilig over straat lopen. Oorspronkelijk stond de r tussen haakjes maar na een paar avonden discussie zijn de haakjes weggelaten. Ik was toen in de veronderstelling dat het niet uitmaakte hoe zolang er maar over mij werd gepraat. Nu zou ik de dichters die mij hierom wilden verguizen absoluut gelijk geven. Je moet je historie echter niet uitvlakken. Ik hoop dus dat het nog lang blijft staan en dat Daniël Dee zich nog lang zal ergeren.

De opdracht tot het raamgedicht kwam van Between Productions van Rene van Meer, die veel gedichten in Delfshaven en Rotterdam plaatste.

Wat voorbijgaat, ontmoet

Te zien sinds 2009 aan de achterzijde van Mathenesserdijk 430, Rotterdam, dat aan het water van de Delfshavense Schie ligt. Leesbaar vanaf de Aelbrechtskade 202, bij de Lage Erfbrug, Delfshaven. De tekstregel, of aforisme, is in opdracht geschreven door beeldend kunstenaar Jozef van Rossum .

Mathenesserdijk 430 is onderdeel van historisch Delfshaven en is de voormalige directiewoning van de naastgelegen fabriek. Die fabriek is de voormalige ‘Roeloff’s uitstoomingsinrichting, stoomververij en chemische wasserij NV’. De opdracht kwam van de bewoner van het pand.

Op de Aelbrechtskade is zeer veel verkeer en de Schie wordt druk bevaren. De omgeving is zeer dynamisch.
De regel verwijst naar het alom tegenwoordige en voorbijgaande verkeer. Voorbijgaan heeft ‘tijd’ in zich en verdwijning.
Ontmoeting is tegengesteld aan verdwijning en heeft minder tijd in zich: het is een moment. Ook de lezer kan zich hierin herkennen, in die zin zou wie voorbijgaat, ontmoet ook kunnen, maar Jozef koos voor het wat neutralere ‘wat’.

De tekst is aangebracht als metalen letters met maximale hoogte van 25 centimeter per letter. De gedachten van de opdrachtgevers gingen uit naar enkele woorden in plaats van een hele regel. Dit bood de mogelijkheid voor een compact ‘letterbeeld’. Uit verschillende tekstregels (“dichterlijke plaatsbepalingen”) en woordcombinaties koos Jozef voor deze regel. Hieronder vind je een uitgebreide beschrijving door Jozef van Rossum zelf van het ontstaansproces van de regel, hoe hij als maker tot de uiteindelijke aanbrenging kwam en het werk dat daarachter schuilt. Stichting de Zoek naar Schittering schenkt graag aandacht aan dit achterliggende proces.

Zie de feestelijke onthulling hier.

Ontstaansgeschiedenis en wijze van aanbrengen

Mei 2008
“Toen plaatste ik de letters ‘We’ op de gevel, om concreet te beginnen met vormgeven aan het verlangen van mijn opdrachtgevers. Hun wens “een tekst voor de achtergevel”  kwam een paar maanden eerder tot mij. Die twee letters hebben er bijna een jaar gehangen.
Er bestond toen al een grijs schoolschriftje waarin ik mogelijke invullingen van de opdracht noteerde. Dat schriftje kon ik in twee hoofdstukken verdelen: dichterlijke plaatsbepalingen en kreten en woorden.
Van begin af heb ik me laten leiden door de plek: de scheepvaart,  de auto’s, de voetgangers, kortom de dynamiek van het nimmer aflatende verkeer.
Na rijp beraad is gekozen voor: Wat voorbijgaat, ontmoet.  Het leek me zinvol om eerst een proefversie te plaatsen, waaraan ik kon veranderen wat ik wilde.
Doel was drieledig: a.tekst moest vanaf de Aelbrechtskade leesbaar zijn, b. mooi zijn, c. geen bestaand lettertype zijn maar quasi handgeschreven.
Vanaf begin april heeft de eerste proefversie gehangen. Letters waren van passepartout karton, beschilderd in verschillende grijstinten. Voordeel van de proefversie was ook dat ik reacties van het publiek kon peilen. Zo raakte een hardloper de koers kwijt, hij kwam uit in een andere straat. ‘Een echt doordenkertje’, vond hij de drie woorden. Grijstinten bleken optisch niets uit te maken, zwart op een witte achtergrond bleek toch het meest heldere. Naast verschillen in lettervorm heb ik ook met de stand van de letters geëxperimenteerd: onder een hoek van 60 graden met de achtergrond (en niet 90), ogen de letters, frontaal bezien, vet. In de definitieve versie is gekozen voor plaatsing van de letters haaks op de gevel, van opzij (op afstand) zie je de tekst vet (oogt als zwart), recht ervoor staand is hij in een standaardcorpus en oogt hij grijs. De tekst ontvouwt zich als het ware naarmate je dichterbij komt, maar de punt blijft zwart, het is immers een punt.
De letter W was aanvankelijk strenger en ik heb hem vervangen door een spontaan geschreven W, zoals ik die zelf in handschrift zou neerpennen. Het gebruik van ijzerstrip heeft een kalligrafische kwaliteit: ophalen en neerhalen.
Uit de proefversie kon ik letters kiezen die me bevielen, ze waren bewust niet allen gelijk, ik had keuze uit verschillende letters o, t, et c.
Op de computer kon ik dan schuiven met kleine veranderingen. Ik werkte daarnaast ook aan letterproefjes met potlood.
Op drie juni verwijderde ik de proefversie en begon aan de definitieve versie, Technische details: ijzerstrip met een coating van koolteer (gemoffeld met behulp van een dakbrander) en afgewerkt met een matte pu vernis. Tekst lengte is 376 x 43 cm (top van de W en haal van de g). Letters zijn gemonteerd op rvs pennen (4 mm) die in slagpluggen zijn gehamerd. Voor de montage fungeerde een boormal die niet waterpas, maar 25 mm uit het lood werd gehangen omdat dit optisch rechter oogde.”

Met veel dank aan Jozef van Rossum voor aanvulling van de informatie.

moe van stempels
maar mijn paspoort staat er vol mee

M.

Ingelijste gedichten van M. worden inmiddels overal door Rotterdam aangetroffen. Hij zei er over tegen het AD:

Ik ben kunstenaar en kunst moet gezien worden. Daarom hang ik het door de stad.”
In het AD artikel staat verder:

‘De Rotterdamse kunstenaar is heel positief over de stad: “maar het rauwe is wel wat Rotterdam, Rotterdam maakt. Het moet niet té netjes worden. Door mijn kunst te delen hoop ik bij te dragen aan het rauwe karakter van de stad. Ik ben van plan er nog wel een tijdje mee door te gaan. Dus wie weet waar ze straks allemaal te spotten zijn.” ‘

Dit exemplaar is inmiddels behoorlijk verweerd. Het hangt onder de Mathenesserbrug, aan de Aelbrechtskade kant.

de muur heeft oren – op onze zwakte rust zijn kolossale bestaan

Het Mathenesserplein bestaat uit drie bouwdelen, met twee zijtorens met mooie ronde paviljoens eronder, en een centraal wooncomplex met poort van stadsarchitect Jo van den Broek (ontwikkel-en bouwperiode 1920-1929). Aan de achterzijde van die poort aan het Rauwenhoffplein is in de avond een neon te lezen in ontwerp van Toni Burgering (1937 -2017), met een dichtregel van Chen Li (1954, Taiwan) uit zijn gedicht De Muur. Het gehele gedicht is te lezen op een erbij bijgeplaatst bordje.

Lees hier meer van Chen Li in de dichtersdatabase van Poetry International. Het hele gedicht, in vertaling van Sylvia Marijnissen:

De muur

Hij hoort ons huilen
Hij hoort ons fluisteren
Hij hoort ons het behang scheuren
ongerust de stemmen van vertrokken familieleden zoeken
– hun kolossale ademhaling, gesnurk, gehoest
die wij nooit hebben gehoord

De muur heeft oren
De muur is een zwijgzame recorder

We geven hem spijkers
ter herinnering aan de afwezige hoeden, sleutels, jassen
We geven hem spleten
ter berging van de kronkelende liefdes, praatjes, schandalen

Wat eraan hangt is de klok
Wat eraan hangt is de spiegel
Wat eraan hangt is de schaduw van verdwenen dagen
de lipafdruk van uitgeholde dromen

We geven hem dikte
We geven hem gewicht
We geven hem stilte

De muur heeft oren
Op onze zwakte rust zijn kolossale bestaan

juni 1990

Marc groet ’s morgens de dingen

Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag

Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn

uit: De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten.
Samengesteld door Gerrit Komrij. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1996.

In 2005 werd het project Dichter bij de Buurt, een gedichtenroute in het Nieuwe Westen, geopend. Her en der door de wijk werden kunstwerken gecombineerd met poëzie. Hier een werk van beeldend  kunstenaar Jeroen Allart (1970) met een gedicht van de jonggestorven Nederlands-Vlaamse dichter Paul van Ostaijen (1896-1928). Een heel bijzondere dichter die in zijn dichtkunst veel met woordbeeld en typografie werkte, en zelf ook beeldend werk maakte.
“Op het punt leraar voor ritmies-typografiese poëzie te worden benoemd, moest ik bedanken daar niet in het bezit van een geklede jas. Had ik maar een geklede jas.”

(Uit: Zelfbiografie, 1929 in Paul van Ostaijen Verzameld werk. | Proza. Besprekingen en Beschouwingen. Uitgeverij Bert Bakker, Amstrdam, 1979) Meer over en van hem is o.a. te lezen op zijn DBNL profiel.